"Midden Steentijd” ca. 10.000 jaar tot 7.000 jaar geleden
Met het verdwijnen van de laatste ijstijd en de voortgaande opwarming van het klimaat was de waterspiegel enorm gestegen. De vaste verbinding met Engeland verdween onder de almaar stijgende Noordzee. Op de ontdooiende toendra’s kwam een andere, weelderige vegetatie tot ontwikkeling. Er verschenen hoe langer hoe meer bomen en struiken: achtereenvolgens de berk en de (overheersende) den. Daarna volgden andere, meer warmteminnende bomen als de els, iep, linde en hazelaar. De rendieren trokken zich voorgoed terug naar noordelijker streken.
De toenmalige mens paste zich aan de veranderde omstandigheden aan door op middelgrote en kleinere diersoorten te gaan jagen. Voortaan hield hij zich in leven met de jacht op wilde varkens, herten, reeën, bevers en vogels (eenden, ganzen, zwanen, kraanvogels en korhoenders). Maar ook de visserij werd een belangrijk middel om aan voedsel te komen.
De gebruikte werktuigen waren veel kleiner. Harpoenen werden samengesteld uit kleine spitsen: zgn. microlieten. De pijl en boog deden hun intrede. In Denemarken zijn enkele bogen gevonden. Ook werktuigen van vergankelijk materiaal (als hout, been en gewei) en zelfs fuiken (gemaakt van twijgen en touw) zijn aangetroffen. De van de wolf afstammende hond werd tam gemaakt en hielp zijn meester bij de jacht.
De mensen leefden als nomaden in tenten of meer vaste hutten. Vanuit een permanent basiskamp, waar vermoedelijk de vrouwen met kleine kinderen en ouderen verbleven, gingen de mannen jagen en vissen. Afhankelijk van het seizoen werden eieren, vruchten, knollen, bessen en hazelnoten verzameld en deels als wintervoorraad aangelegd. Dat was weer meer het werk voor vrouwen. Kleren werden gemaakt van de bewerkte huiden van gevangen dieren.
Op tijdelijke jachtkampen zijn veel pijlpuntjes, al of niet gebroken, kerfresten, kerntjes en afslagen van vuursteen gevonden. Hier werden nieuwe pijlen en harpoenen gemaakt, of repareerde men stuk geraakte exemplaren. In de basiskampen is een veel grotere diversiteit aan werktuigen aangetroffen: krabbers, stekers, klingen, boortjes en slijpsteentjes. Maar ook kern- en afslagbijltjes: voorlopers van geslepen bijlen.
In de Midden Steentijd werd naast vuursteen het zogenaamde Wommersom-kwartsiet gebruikt . Deze steensoort is genoemd naar de plaats waar ze aan de oppervlakte komt, in de buurt van het Belgische Tienen. Het lijkt op vuursteen en is even goed bewerkbaar, misschien nog wel beter. Dit kwartsiet moet geruild zijn met andere nomaden, ofwel is men het zelf ter plaatse gaan halen. In latere periodes na het Mesolithicum komen we deze grondstof niet meer tegen.
In het Vlootbeekdal komen een groot aantal vindplaatsen voor die voornamelijk en bijna uitsluitend Vroeg-Mesolithische artefacten opleveren. Herkenbare en gidsartefacten zijn o.a. microlithische spitsen, de kerfresten (die overblijven bij het vervaardigen van sommige spitsen), stekers, klingen, krabbers, kernbijlen, kloppers (slagstenen) en retouchoirs (druksteentjes) en slijpsteentjes (voor spits maken van benen naalden etc.).
MICROLITHISCHE SPITSEN uit Vlootbeekdal (patineren i.h.a. bruin)
Spitsen van de zandgronden (patineren i.h.a. wit)
Kerfresten (Pseudo burijn)
Stekers
Klingen
Krabbers
Kernbijltjes ( + Tranchetbijl)
Kernen (restkernen)
Kloppers (slagstenen)
Retouchoirs
Slijpsteentjes voor benen naalden en spitsen
Haardkuil gevonden bij opgraving HVR 165
Tekening van profiel haardkuil
Opgraving jachtkamp HVR 164
Tekening opgraving HVR 164
Reconstructie harpoenpunt met microlieten
Retouchoir
Kernbijlen
Boortje
Stekers
A-spits (een zijde geheel geretoucheerd)
B-spits (een zijde gedeeltelijk naar punt toe geretoucheerd)
B-spits
C-spits (een zijde geheel en basis geretoucheerd)
D-spits (twee zijden geretoucheerd)
Kling Wommersom kwartsiet
Kerntje
Klopper gemaakt op kerntje
Kerfrest of pseudo-burijn
Mesolithische krabber
In het Mesolithicum zijn niet uitsluitend kleine werktuigen gebruikt. een grote aflag is gebruikt als snijwerktuig waarmeeuitstekend bijvoorbeeld groter wild zou kunnen worden geslacht en uiteengenomen. De scherpe rand aan een laterale zijde vertoont naast enkele recente beschadigingen ook duidelijk mee-gepatineerde gebruiksretouche. Bovendien is op enkele plekken op de ventraalzijde langs die rand duidelijk glanspatine zichtbaar. De botte rug van de andere laterale zijde zorgt er tevens voor dat het werktuig goed in de hand ligt en er druk mee kan worden uitgeoefend.
Recentelijk zag ik een klein deel van mijn mesolithische vondsten terug in het Limburgs Museum in Venlo
Microlieten Vlootbeekdal