Aardewerk(scherven) vormen altijd een dankbaar object voor archeologen. Zoals nu nog heeft iedere periode en ieder volk zijn eigen "mode" gehad op het gebied van samenstelling van de grondstoffen voor het aardewerk, de vormen en de versieringen. Zo weet men nu b.v. wanneer en waar porcelein is ontstaan. Dat is ook het geval met de vele soorten en vormen van aardewerk in de prehistorie. De versieringen die de bandkeramiekers op hun aardewerk aanbrachten hebben zelfs de naam gegeven aan de periode waarin die volksgroep geleefd heeft. Wanneer bij veldverkenningen en opgravingen aardewerk(scherven) worden gevonden is dat vaak een welkome bron voor het bepalen van de ouderdom. De oudste scherven die ik in mijn gebied heb gevonden worden toegerekend aan de allereerste "Neolithikers". Het Neolithicum of de Nieuwe Steentijd laat men beginnen met de vestiging van de eerste boeren. Die bouwden grote permanente huizen, hielden vee, teelden granen en andere gewassen. Voor het bereiden en bewaren van voedsel gebruikten ze allerlei aardewerk, zoals potten en schalen, bakplaten en zelfs vergieten.
Onderstaand ziet u enkele scherven van een pot van "La Hoguette" aardewerk of "Begleitkeramiek"
Vervolgens naar ouderdom enkele scherven van "Bandkeramiek" aardewerk.
Daaropvolgend weer enkele scherven van een pot uit de "Rössen" cultuur.
Limburg aardewerk
Dit aardewerk werd tijdens de opgraving van Fred Brounen van het IPl gevonden tesamen met Bandkeramiek- en Michelsbergscherven. Op dezelfde site (HVR 183) waren al eerder scherven van Roessen aardewerk gevonden hetgeen, al deze verschillende vroeg-neolithische culturen op een site, zeer bijzonder genoemd mag worden.
Al deze scherven kunnen worden geplaatst in het Vroeg Neolithicum, dat in onze streken ongeveer 7000 jaar geleden is aangevangen. Aanvankelijk dacht men dat de overblijfsels uit deze culturen (naast aardewerk ook typische pijlpunten en dissels) hier achtergelaten waren door herders die met vee vanuit hun vaste verblijfplaatsen op de vruchtbare Zuid-Limburgse löss-gronden tot in onze streken rondtrokken. Nu meent men dat naar aanleiding van enkele recente vondsten ook hier permanente vestigingen moeten zijn geweest. Uit de periode die daarop volgt, het Midden-Neolithicum, zijn hier veel vindplaatsen bekend uit de zgn. Michelsbergcultuur. Het aardewerk daaruit is minder fraai versierd, soms in het geheel niet en vaak grof van structuur met magering van grove kwartskorrels. Het is vaak moeilijk herkenbaar. Hieronder een herkenbare scherf met een omgeslagen rand waarop vingertopindrukken uit een opgraving op de Melickerhei.
MICHELSBERG AARDEWERK UIT OPGRAVING MELICKERHEI
In de laatste periode van het Neolithicum ontstaan weer meer vormen met fijnere versieringen. Allerlei vormen van bekers van fijner en grover aardewerk.
POTBEKERSCHERVEN MET PAARSGEWIJZE GEKNEPEN NAGELINDRUKKEN
POTBEKERSCHERVEN MET VINGERTOPINDRUKKEN
SCHERF MET DOORBOORD KNOBBELOOR
Laat neolithisch (bekercultuur) en Bronstijd aardewerk
TOUWBEKER (ALL OVER CORD)
In de brons- en ijzertijd ontstaan weer allerlei nieuwe vormen en versieringen. Veel aardewerk is teruggevonden in grafheuvels en urnenvelden.
KERBSCHNITT (KERFSNEDE) VERSIERING
Kerbschnitturn Vlodrop
WIKKELDRAAD AARDEWERK (Bronstijd)
PUNTCIRKELVERSIERING
Kurkurn van handgevormd aardewerk in een Romeins grafveldje te Voorsterveld-Annendaal
Middeleeuws aardewerk met Venusmedaillon
Een bijzondere vorm van gebakken aardewerk zijn zgn. slingerkogels. Men vermoedt dat deze gloeiend gemaakt naar b.v. de strooien dalen van de vijand werden geslingerd waardoor brand ontstond. Ze worden soms in grote aantallen teruggevonden in ijzertijdcontext.
Handgevormd ijzertijdaardewerk
Handgevormd Middeleeuws aardewerk
(Kogelpot Elmpterwaar)
Romeins "gedraaid" aardewerk
Middeleeuws "Steengoed"
Spinsteentjes zijn langdurig in gebruik geweest vanaf het Neolithicum tot in de middeleeuwen. Ze komen dan ook voor in diverse vormen en afmetingen.
Spinsteentjes
Amulet uit IJzertijdgraf